Wijzigingswet Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps en Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960
Wet van 20 maart 1996 tot wijziging van de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps en de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960 (reparatie samenloopregelingen pensioenen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele wijzigingen in de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps en de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960 aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Wijzigt de wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps .]
Artikel II
[Wijzigt de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960 .]
SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel III
1
Artikel I, onderdeel C, en artikel II, onderdeel B, zijn niet van toepassing op diegenen die op grond van de overgangsbepalingen van de Wet van 6 november 1986, houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 563), het recht behouden op het algemeen ouderdomspensioen voor een ongehuwde.
2
De Wet van 25 april 1985, houdende aanpassing van de overheidspensioenregelingen aan de invoering van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de Algemene Ouderdomswet, wordt ingetrokken.
3
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst met dien verstande dat:
a
artikel I, onderdeel B, en artikel II, onderdeel A, terugwerken tot en met 1 januari 1985, waarbij over de periode 1 januari 1985 tot 1 april 1988 als algemeen ouderdomspensioen tevens wordt aangemerkt het bruto ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9a van de Algemene Ouderdomswet zoals van toepassing over genoemde periode;
b
artikel I, onderdelen C en E, voor zover betrekking hebbend op artikel 11, tweede lid, Wet Apb, onderdeel F, voor zover betrekking hebbend op artikel 14, vijfde lid, van vorenbedoelde wet, en onderdeel G, voor zover betrekking hebbend op artikel 15, zesde lid, van vorenbedoelde wet, en artikel II, onderdelen B, D, F en G, terugwerken tot en met 1 januari 1985;
c
artikel I, onderdeel L, voor zover betrekking hebbend op artikel 26a, tweede lid, Wet Apb, en artikel II, onderdeel N, voor zover betrekking hebbend op artikel 27, tweede lid, SIP, terugwerken tot en met 1 januari 1986;
d
artikel I, onderdeel L, voor zover betrekking hebbend op artikel 26a, derde lid, Wet Apb, en artikel II, onderdeel N, voor zover betrekking hebbend op artikel 27 derde lid, SIP, terugwerken tot en met 1 januari 1990;
4
Voor de toepassing van deze wet wordt mede als echtgenoot aangemerkt degene die voor de toepassing van de Algemene Ouderdomswet als echtgenoot wordt aangemerkt, tenzij betrokkene vóór de inwerkingtreding van deze wet voor de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps en de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960 niet als echtgenoot wordt aangemerkt.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 20 maart 1996
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal
De Minister van Financiën, G. Zalm
Uitgegeven de zestiende april 1996
De Minister van Justitie,
w
Sorgdrager